Tekst:  A   A+ A++

Trefwoorden

Ongeveer 13,5 miljoen buitenlandse arbeidskrachten en gedetineerden in concentratiekampen en gelijksoortige penitentiaire inrichtingen verrichtten tussen 1939 en 1945 dwangarbeid binnen de grenzen van het „Groot-Duitse-Rijk“. Circa 8,4 miljoen ervan waren civiele arbeiders – dus geen krijgsgevangenen – en 1,7 miljoen gedetineerden uit concentratiekampen, getto's en gelijksoortige kampen. Kleine kinderen werden net zo tot werken gedwongen als grijsaards.

 

Leden van op z'n minst 16 naties verrichtten in Zuidnedersaksen dwangarbeid. In mei 1944 bevonden zich officieel 8.091 civiele buitenlandse arbeidskrachten binnen het gebied van het arbeidsbureau Göttingen en 17.314 binnen het gebied van het arbeidsbureau Northeim (niet identiek met de tegenwoordige gebieden van de arbeidsbureau's). Dat waren 21% (Göttingen) resp. 29,9% (Northeim) van alle arbeidskrachten binnen deze gebieden. Volgens huidige inzichten zijn de getallen nog duidelijk hoger. Preciese getallen zullen op grond van de vernietiging van de dossiers, van foutieve registratie etc. nooit meer te achterhalen zijn. Geschat waren er tussen de 50.000 en 60.000 mensen, die tijdens de oorlog binnen het gebied van de huidige bestuursdistricten Northeim en Göttingen dwangarbeid moesten verrichten.

De statistiek voor Nedersaksen geeft de zwaartepunten van de tewerkstelling van buitenlanders in de landbouw (regel 1), de machinebouw (regel 17) en de bouwsector (regel 39) aan.

 

Bron: Der Arbeitseinsatz im Deutschen Reich, Nr. 14/15, 5.8.1942, S. 18

 


Buitenlandse dwangarbeiders waren in bijna iedere denkbare economische sector te werk gesteld, van restaurants en hotels via de molen tot aan het ziekenhuis en de munitiefabriek, bij de kapper en bij de bakker, als vrachtwagenchauffeur bij de zuivelfabriek en bij de vuilnisdienst, in de bossen, steengroeven en de landbouw, in kerkelijke instellingen, gemeenten en particuliere huishoudens. Ze bepaalden het dagelijkse beeld in de steden en dorpen. Zonder hen zou de Duitse economie ineengestort zijn. Veel Duitse bedrijven hebben van het inzetten van buitenlandse dwangarbeiders economisch geprofiteerd.

 

Fremdarbeiter (niet-Duitse arbeiders), ausländische Arbeitskräfte (buitenlandse arbeidskrachten), Gastarbeiter (gastarbeiders), ook Zivilarbeiter (civiele arbeiders) als ook Ostarbeiter (oostarbeiders) en Westarbeiter (westarbeiders) waren de gebruikelijke begrippen voor de dwangarbeiders van de Tweede Wereldoorlog. Over dwangarbeiders en slavenarbeiders spraken eerder de politieke oppositie en de betrokkenen zelf.
Krijgsgevangenen werden in eigen arbeidscommando's te werk gesteld. Deze groep maakt geen deel van de tentoonstelling uit.
Italienische Militärinternierte (Italiaanse militaire geïnterneerden) zijn een verzinsel van de nationaal-socialisten om de krijgsgevangen Italianen aan de beschermende maatregels van de conventie van Genève te onttrekken. In 1944 werden de meesten van hun tot civiele arbeiders verklaard.

 

Dwangarbeiders in Duitsland moesten de Duitse mannen, die in het leger dienst deden, vervangen en hier voor hun eigen vijand werken. Deze arbeidsinzet verbeterde de levensvoorwaarden aan het Duitse “thuisfront” en bestreed de oorlogsmoeheid. Tevens verlengde deze de oorlog en daarmee ook de duur van de eigen gevangenschap.

 

“Mishandelingen of deportaties om dwangarbeid te laten verrichten of voor een ander doel van leden van de burgerbevolking van het bezette gebied of van andere niet-militairen” zijn oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. (Proces van Neurenberg in 1945/46

AANWIJZING:
Klik op de beelden om ze groter te maken en de explicaties te zien.


Bron: Der Arbeitseinsatz im Deutschen Reich, Nr. 22, 20.11.1941, S. 17


Bron: Der Arbeitseinsatz im Deutschen Reich, Nr. 18, 5.10.1942, S. 10


Bron: Der Arbeitseinsatz im Deutschen Reich, Nr. 22, 20.11.1941, S. 15