Zodra de dwangarbeiders op hun plaatsen van bestemming in het Duitse Rijk aankwamen, was het hun officieel verboden van de spoorwegen gebruik te maken. Mensen uit Polen en de Sovjet Unie werd hun recht van vrije vestiging per decreet compleet ontroofd. Het hagelde strafbeschikkingen; inhechtenisnemingen wegens „ongeoorloofde gebruikmaking van de rijksspoorwegen“ waren aan de orde van de dag.
Duitsers mochten aan Polen en „oostarbeiders“ geen reisbiljetten verkopen. Westelijke Europeanen was het na de capitulatie van het 6. Duitse leger bij Stalingrad aanvankelijk nog toegestaan om de treinen te gebruiken: De nationaal-socialistische leiding wilde hen voor de gemeenschappelijke „eindstrijd“ tegen het “bolsjewisme” winnen. Maar met het oog op de steeds sterkere belasting van de spoorwegen voor oorlogsdoeleinden viel dit privilege weldra weer weg.
Uitzonderingen op het verbod van gebruikmaking waren er in de volgende gevallen:
- Transport tussen het kamp en de arbeidsplaats
(haast uitsluitend voor dwangarbeid bij de Duitse Rijksspoorwegen):
Ook hierbij bleven de vrouwen en mannen uit Oosteuropa gediscrimineerd. Zij mochten niet samen met het Duitse publiek door de gewone controle naar het spoor gaan maar werden onder bewaking via wegen voor het personeel daar naar toe geleid; in de trein was hun plaats of in afzonderlijke, gesloten wagons of op de balkons van de gewone wagons. - “Repatriëring” van duurzaam arbeidsongeschikte of zwangere dwangarbeiders naar hun landen van herkomst:
Deze praktijk werd vooral tijdens de eerste oorlogsjaren ter ontlasting van de Duitse sociale voorzieningen toegepast. De doorvoering daarvan was vaak onmenselijk: De zieken kregen nog voldoende voeding nog verzorging en overleden niet zelden onderweg. Dit leidde tot ontstelde en verbitterde reacties in de landen van herkomst. - Transporten naar penitentiaire inrichtingen:
Naar de gevangenissen, heropvoedingswerkkampen (Arbeitserziehungslager) en concentratiekampen en later ook naar de daarmee verbonden maar erbuiten gelegen werkplaatsen (Außenkommandos) ging de weg bijna altijd met de trein. De kosten voor het transport en ook voor de hechtenis moesten bij gevangenisstraf door de dwangarbeiders zelf worden gedragen, alleen bij hechtenis in een heropvoedingswerkkamp of een concentratiekamp golden ze als “vereffend door de werkprestatie in het kamp“.