Veel van de mannen in de Eichsfelder dorpen zijn aan het front, de hulp die de Limburgse dwangarbeiders - daaronder ook Frits - in hun vrije uren met name aan de kleinere boeren kunnen geven in ruil voor wat eten is dus meer dan welkom.
Is eenmaal aangeklopt en blijkt er werk te zijn dan vinden velen zich al snel terug in een stal bij het uitmesten, om de mest vervolgens op de één of andere akker of moestuin uit te rijden. Met behulp van niet meer dan een riek en een handkar overigens.
Vaak ook moeten aardappelen worden gesorteerd, moet groente worden gepoot of juist uitgedaan, of moet kunstmest gestrooid worden. Ook heeft het vee regelmatig een goede borstelbeurt nodig, moet gevoederd of verlegd worden, moeten hooi en stro op zolders gestoken worden.
Een inwoner van Hilkerode betaalt voor het bemesten van zijn iets buiten het dorp gelegen veld met de bijna splinternieuwe legerlaarzen van zijn aan het oostfront gesneuvelde zoon. De Limburger zal daarmee later zijn lange voettocht naar huis aantreden.
Een andere tak van dienst vormt de reparatie van van alles en nog wat. Machines moeten onderhouden worden, stal-en huisdeuren, raamkozijnen gerepareerd of geverfd. Voor de Limburgers in de regel geen probleem omdat ze dit werk, langs hun eigen vaak meer ambachtelijke beroepen, van thuis uit gewend zijn.
Velen van hen onderhouden in de wederzijdse nood langdurige contacten. Enkele Limburger dwangarbeiders gaan enkel nog maar naar vaste adressen tijdens hun strooptochten, weten dat ze dan ’s-avonds met een gevulde maag terug het kamp ingaan. De inwoners op hun beurt weten het werk van de Limburgers op waarde te schatten, laten hun hulpkrachten vaak plaats nemen aan het avondbrood.
Enige contacten worden zo intensief dat ze zelfs na de oorlog blijven bestaan. Nog vandaag bestaande contacten tussen Eichsfelder en Limburgse families ontstonden uit de wederzijdse hulp tijdens de oorlogsjaren.