Tekst:  A   A+ A++

Arbeitserziehungslager (heropvoedingswerkkamp)

Jan Klompenhouwer

Jan Klompenhouwer, groepsgenoot van Cees Louwerse, wordt rond Kerst 1943 ziek van zijn brits gelicht en aan het werk gejaagd. De opzichter zingt in de werkplaats een antisemietisch nazilied. Jan is geen Jood maar hij vindt zo’n lied storend, hij maakt moedwillig lawaai tijdens het werken. Op grond daarvan ergert zich de opzichter, loopt op Jan toe en slaat deze in zijn gezicht. Jan wordt kwaad, maakt een vuist en slaat terug.

Jan wordt gearresteerd en aan de Gestapo in Göttingen overgedragen, ondervraagd, toegeschreeuwd, mishandeld en onder gewapende begeleiding op een vrachtwagen richting Salzgitter-Watenstedt gezet. Eindbestemming Lager 21, Reppner, ter heropvoeding.

Weinig en slecht eten, zwaar werk, onregelmatig appèl, koude, scheldpartijen en ziekte eisen in de volgende maanden hun tol. Doodziek in een barak liggend vraagt een Poolse verpleger; “Is de Hollander al dood, waarom sterf je niet, je kunt toch nooit meer werken?” Jan antwoordt nauwelijks hoorbaar: “Nu slecht gaat…maar het zal eens beter gaan.” De Pool is verbouwereerd.

Jan wordt in april vanuit het Gestapogebouw in Hildesheim vrijgelaten, sleept zich van daaruit totaal uitgeput via een laan met bomen, zich vasthoudend aan iedere boom tot aan het station en keert in het Lager Egelsberg te Göttingen terug. “Lagerunfähig” constateert men, Jan wordt in de ziekenbarak ondergebracht.

Begin mei 1944, Jan is gedeeltelijk weer hersteld, lijkt de vuistslag in het gezicht van de opzichter echter nog steeds niet genoeg gewroken. Jan wordt op transport gezet richting Breslau-Klettendorf en ingezet op het luchtafweerambt daar.

Jan beleefd in het voorjaar van 1945 de bevrijding in Lindenthal bij Leipzig en keert later behouden via Parijs weer in Nederland terug.

Heropvoedingswerkkampen

Steeds weer werden dwangarbeiders in heropvoedingswerkkampen (AEL/Arbeitserziehungslager) gestopt. De hechtenis in deze kampen was net zo erg als die in concentratiekampen (KZ). In het bijzonder waren het AEL 21 in Salzgitter en het AEL Lahde als „doodskampen“ gevreesd.

De Gestapo (geheime staatspolitie), waaronder de AELs ressorteerden, en het arbeidsbestuur konden de mensen zonder iedere procedure in de kampen plaatsen; rechtsmiddelen waren er niet. Na de (theoretisch) tijdelijk beperkte hechtenis in een kamp zouden de gedetineerden weer naar hun oude arbeidsplaats moeten worden gebracht om door hun toestand een afschrikkende uitwerking op hun collega's te hebben.

De redenen voor een plaatsing in een AEL konden willekeurig futiel zijn. De 19 jaar oude Barbara Krycka, die op een boerderij in Wöllmarshausen moest werken, zei eens: „Wanneer zal deze verdomde oorlog eindelijk over zijn?“ Dat leverde haar drie maanden hechtenis in AEL 21 op.

Ook Duitsers stopte de Gestapo in de kampen. Hermann Nordmann uit Wollbrandshausen werd in october 1944 gearresteerd en naar het AEL Lahde gebracht omdat hij in vriendschappelijk contact met Poolse dwangarbeiders stond. Hij berichtte later: „Onze begroeting bij de inlevering bestond uit 6 klappen op ons blote zitvlak met de romp naar voren gebogen, onze handen op de punten van onze voeten.“ Tot de evacuatie van het kamp in april 1945 moest Hermann Nordmann het daar uithouden

Hoeveel buitendlandse dwangarbeiders uit Zuidnedersaksen in AELs geplaatst werden en hoe veel van hun daar resp. later aan de gevolgen van de hechtenis om het leven kwamen is tot de dag van vandaag niet bekend.

Wie viele ausländische Zwangsarbeitende aus Südniedersachsen in AEL eingewiesen wurden und wie viele von ihnen dort bzw. später an den Folgen der Haft ums Leben kamen, ist bis heute nicht bekannt.


Bron:
Stichting Deportatie Oktober 1944 Noord-en Midden-Limburg/ L. Steeghs


Bron:
Stichting Deportatie Oktober 1944 Noord-en Midden-Limburg/ L. Steeghs


Bron:
Stichting Deportatie Oktober 1944 Noord-en Midden-Limburg/ L. Steeghs


Bron:
Jan Klompenhouwer, Terheijden

Arbeitserziehungslager


Bron:
Imperial War Museum London, EA 65953