Reis, verdeling, registratie
Cees verblijft ongeveer een week in kamp Ommen, wordt dan met enkele honderden studenten in een oude personentrein naar Duitsland getransporteerd. Er volgt een urenlange, vanwege de dreigende luchtaanvallen door geallieerden voorzichtige treinreis. Hun eindbestemming is Salzgitter-Watenstedt waar ze op het complex van de “Hermann-Göring-Werke” in het kamp worden ondergebracht. Gelukkig voor Cees blijven ze daar niet lang, maar worden zonder nadere uitleg en schijnbaar zonder enige vorm van selectie de volgende dag al met een groep van ongeveer 40 medestudenten verder op transport gezet naar Göttingen.
Wie voor de beoordeling en verdeling van de groep verantwoordelijk is blijft onduidelijk, met zekere hand echter worden 5 van hen toebedeeld aan de Universiteitskliniek in Göttingen, de resterende 35 man waaronder Cees worden overgebracht naar kamp Egelsberg bij het vliegveld, waar ze ingezet worden bij het Luchtafweerambt. Kamp Egelsberg bevind zich op een groot militair complex met in de directe nabijheid een groot krijgsgevangenenkamp. Vele honderden dwangarbeiders en krijgsgevangenen worden op het complex ingezet.
Na de feitelijke registratie van de studenten, een kort medisch onderzoek, het maken van pasfoto’s en het in orde maken van hun paspoorten volgt in kamp Egelsberg een verdere verdeling van de groep over de verschillende afdelingen van genoemd ambt. Opnieuw lijken vooropleiding en eventuele werkervaring van de studenten geen enkele rol bij deze verdeling te spelen. Cees komt met drie anderen terecht in een afdeling verantwoordelijk voor de revisie en reparatie van luchtafweermaterieel.Omstandigheden, onderbrenging
Het kamp waarin Cees wordt ondergebracht is relatief groot en vormt met de twee andere kampen voor hoofdzakelijk arbeiders uit het Oosten een groot complex. Zijn eigen kamer deelt hij met een tiental medestudenten. Voor de nachtrust zijn een vijftal stapelbedden beschikbaar. Het midden van de kamer wordt gevuld met een tafel en wat stoelen, in een hoek staat een kachel.
In totaal telt Egelsberg een zestal grote barakken waarin vele honderden mannen zijn ondergebracht. Een drietal kleinere barakken heeft een andere functie; een grote kantine met keuken, een wasbarak met ijskoud water én een grote latrine waarop rond de 40 man tegelijkertijd hun behoefte kunnen doen.
Het kamp biedt huisvesting aan vele nationaliteiten. In het begin worden enkel mannen in het kamp ondergebracht, later echter ook vrouwen. Van bewaking van de Nederlanders is geen sprake. Zij staan hoog op de Germaanse rassenladder en kunnen zich vrij buiten het kamp bewegen. Bezoeken aan concerten of van bezienswaardigheden in Göttingen zijn niet ongewoon. Bovendien hoeven ze geen merklappen te dragen zoals de Polen en Russen dat voor de herkenbaarheid moeten.
Cees leert in het nabijgelegen kamp Schützenplatz de Oekraïnse Marusha kennen. Naarmate de tijd vordert wordt hun relatie inniger. Marusha wordt na een bombardement van haar kamp overgebracht naar Lager Egelsberg, dagelijks gaan zij en Cees vanaf dan met elkaar om.
De verhouding leidt met name vanwege de bekrompen huisvesting bij enkele van Cees’ groepsleden tot uitingen van ongenoegen. Uitingen waaraan Cees en zijn vriendin zich getuige de verdere ontwikkeling van hun genegenheid weinig storen.Voor zijn werk in het luchtafweerambt Göttingen kreeg de “Arische” Nederlander Cees een maandelijks loon van 162,03 Reichsmark (RM) waarvan 52,82 RM werden afgetrokken, zodat voor hem 109,21 RM als uit te betalen maandelijks loon overbleven. Aan de “Slavische” Oekraïnse Marusha, twee jaar jonger dan Cees, werden van meet af aan alleen maar 75,74 RM maandelijks loon toegekend waarvan na aftrek van 68,81 RM slechts nog 6,93 RM als uit te betalen maandelijks loon overbleven.
Allebei moesten van hun dwangarbeidsloon kortingen voor het Duitse ziekenfonds, de loonbelasting en het “Duitse arbeidsfront” accepteren; bij Marusha werd er bovendien – anders als Cees – ook nog een hoog bedrag voor de NS-”winterhulp” afgetrokken. Het grootste verschil aan de kant van de kortingen bestaat echter in de post “ingehouden” waar bij Cees 27,- RM maar bij Marusha 48,- RM genoteerd staan. Hierbij gaat het vermoedelijk om het bedrag dat het luchtafweerambt “zijn” dwangarbeiders voor logies (barakkenkamp) en voedsel in rekening bracht. Mogelijk bevat de post in het geval van Marusha ook nog de “Oostarbeidersheffing” die de ondernemers aan de staat moesten overmaken.
Alles bij elkaar genomen wordt de racistische ongelijke behandeling van de verscheiden groepen dwangarbeiders heel duidelijk.Bron: Cees Louwerse, De Bilt
Loonafrekening voor Wilhelm Verbong (maart 1945)
De Nederlander Wilhelm Verbong moest bij de Otto-Schickert-Werke in Rhumspringe werken. In maart 1945 kreeg hij een maandelijks loon van 110,36 Reichsmark waarvan kortingen voor één ziektedag (5.3.), het ziekenfonds en het “Duitse arbeidsfront” werden aangebracht. Wilhelm Verbong kreeg een toeslag voor overuren en een scheidingstoelage omdat hij niet bij zijn familie kon zijn. Van de netto-verdienste van 92,57 RM werden hem op het einde van de maand slechts 32,57 RM uitbetaald omdat hij reeds een voorschot van 60,- RM had ontvangen.
Bron: Stichting Deportatie Oktober 1944 Noord-en Midden Limburg
Laatste stuiptrekking tot bevrijding
Medio februari 1945 verandert veel voor Cees. Regelmatig trekken vloten aan zilverwitte vogels over die hun bommenlading over Duitsland uitstrooien. Ook Göttingen krijgt in de laatste maanden van de oorlog daarvan zijn deel. Veel van het Duitse mannelijke personeel vertrekt, brengt zich in relatieve veiligheid of moet juist naar het front.
In het Oosten worden vliegvelden en bijbehorende luchtafweerstellingen ontruimd vanwege de naderende Russen. Het levert het luchtafweerambt gedurende korte tijd weer wat meer werk op als een verloren treinlading aan materieel binnenkomt, een zeldzaamheid echter. In maart komen helemaal geen treinen meer aan.
De geruchten over naderende Amerikanen worden steeds verwarder. Constant zijn geallieerde vliegtuigen in de lucht en het gerommel van artillerie komt steeds dichterbij. Ieder moment wordt een grote luchtaanval verwacht die echter uitblijft. Het gerucht gaat dat in Göttingen zelf ongeregeldheden zijn uitgebroken. Stromen aan bepakte evacués bevestigen het vermoeden dat de bevrijders inderdaad steeds dichterbij komen. Zijn het de Russen uit het Oosten of de Amerikanen uit het Westen?
Op een gedeelte van het vliegveld zijn bommen gelegd om de zaak op te kunnen blazen zodat niets in Geallieerde handen valt. De laatste overgebleven Duitsers pakken begin april hun biezen en nemen mee wat ze dragen kunnen. Gewerkt wordt er niet meer. Ten zuidwesten van Göttingen lichten de heuvels ’s-nachts op.
De luchtaanval volgt tenslotte op 7 april. Het spoorwegemplacement is doelwit en wordt sterk verwoest. De volgende dag trekt een rij Amerikaanse tanks vanuit het westelijk gelegen Grone de stad binnen. Voor Cees is de bevrijding een feit.