Tekst:  A   A+ A++

Ziektes: Sterfgevallen

Maart 1940: Jan Dados uit Polen moet sinds een week in Hemeln bij de boer Holzkamp werken. Zware reumatiek plaagt de 34 jaar oude man. Met toestemming van mevrouw Holzkamp wil hij in Hannoversch Münden medisch advies inwinnen. In de vreemde stad raakt hij de weg kwijt. Toen hij langs een politiebureau komt vraagt hij radbrakend om hulp, laat de politieagenten een familiefoto zien. Hun reactie: De man wordt in hechtenis genomen omdat hij zijn arbeidsplaats heeft verlaten. Die nacht moet Jan Dados in de politiegevangenis doorbrengen, pas op de volgende dag wordt hij na een politioneel onderzoek zwaar vermaand en vrijgelaten.

Velerlei hindernissen stonden alle dwangarbeiders in de weg die medische hulp behoefden. Zodoende waren er volgende gevallen:

  • De “werkgever” meldt de buitenlandse tewerkgestelden niet bij het ziekenfonds aan;
  • de “werkgever” of burgemeester laat de zieken niet naar de dokter gaan;
  • er is geen dokter ter plaatse;
  • de schuld aan de hygiënische toestanden wordt op de buitenlanders gegooid;
  • hun verzoek om hulp wordt met repressie beantwoord;
  • de dokter verklaart de hulpzoekende tot “simulant”;
  • de dokter weigert de ziekmelding;
  • de “werkgever” verhindert de melding van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte bij het ziekenfonds.

Alleen al in het Evangelische Ziekenhuis Bad Gandersheim werden ondanks deze hindernissen tijdens de oorlog op z'n minst 418 dwangarbeiders behandeld. In het gebied van Hannoversch Münden concentreerden zich de ziektes op verwondingen, bewegingsstoornissen, huidaandoeningen en griep. Deze verschillende ziektes staan in een duidelijk verband met de meedogenloze uitbuiting van de arbeidskracht van de dwangarbeiders en met hun ontoereikende levensvoorwaarden.

Honderden dwangarbeiders overleefden de “inzet” in Zuidnedersaksen niet. Op het gebied van de huidige bestuursdistricten Göttingen en Northeim zullen er waarschijnlijk meer dan duizend sterfgevallen van buitenlandse dwangarbeiders geweest zijn. Deze doden, mensen, die ver van hun vaderland, hun families en vriendinnen en vrienden stierven, wordt hier alleen maar op weinig plekken herdacht: Als er nog graven bestaan zo zijn ze vaak slecht onderhouden. Doorgaans is het niet eens bij de bestuurslichamen van de steden en gemeenten bekend wie er überhaupt is begraven.

De Poolse dwangarbeider “Krystow” (correct: Krzysztof) Papija stierf op negentienjarige leeftijd in maart 1944 in Mackenrode “door ophangen”. Niemand in de plaats kende de namen van zijn moeder en vader.

Bron: Landkreis Göttingen


Bron:
Kreisarchiv Göttingen KA DUD 983


Bron:
ITS Bad Arolsen, 029 LK Duderstadt, Ordner 205, Seite 60


Bron:
ITS Bad Arolsen, 029 LK Duderstadt, Ordner 205,  Seite 76


Bron:
Bruno Lütje, Lenglern


Bron:
Günther Siedbürger, Göttingen